Over het geslacht Van Gerwen is her en der al heel wat gepubliceerd. De vraag in De Brabantse Leeuw, LI (2002) 247, naar het voorgeslacht van Isaac van Gerwen lijkt dan ook eenvoudig te beantwoorden door naar de bestaande literatuur te verwijzen. Nadere bestudering leert echter dat die literatuur niet op alle punten betrouwbaar is. Bovendien kunnen de eerder gepubliceerde gegevens worden aangevuld en met veel bijzonderheden worden uitgebreid. Onderstaand artikel is opgebouwd uit twee delen: allereerst wordt de bestaande literatuur aan een kritische evaluatie onderworpen en wordt de kritiek in een voorbeeld nader uitgewerkt; in het tweede deel komt het voorgeslacht van Isaac van Gerwen aan bod.
HistoriografieDe voorouders van Isaac van Gerwen vestigden zich eind vijftiende eeuw metterwoon in 's-Hertogenbosch. Een kleine eeuw later waaierde een deel van de familie uit naar diverse Hollandse steden: takken vestigden zich in Rotterdam, Leiden en Amsterdam. In 1939 verscheen in De Nederlandsche Leeuw een artikel van W.A. van Rijn waarin met name deze Hollandse Van Gerwens worden behandeld, maar ook in het kort de rechte lijn van het Bossche voorgeslacht aan de orde komt. In latere jaargangen volgden aanvullingen van de hand van anderen.1 De gegevens in dit artikel en de aanvullingen daarop zijn grotendeels correct, alleen de afstamming van de Dordtse geschiedschrijver Matthys Balen uit deze familie Van Gerwen blijkt onjuist.In 1958 publiceerde B.W. van Schijndel in De Brabantse Leeuw als onderdeel van een serie over oude Brabantse families een artikel over de familie Van Gerwen.2 Hij suggereert daarin dat Willem Willems van Gerwen, de eerste
| 98 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bossche Van Gerwen bij Van Rijn, uit een Schijndelse familie Van Gerwen stamt.3 Nader onderzoek wijst enerzijds uit dat deze suggestie correct is, maar brengt anderzijds ook aan het licht dat de door Van Schijndel gepubliceerde genealogie met name wat de oudste generaties betreft op veel punten onbetrouwbaar is: bronvermeldingen blijken niet zelden onjuist4, bronnen zijn verkeerd gelezen.5 Daarnaast geeft Van Schijndel blijk van een moeilijk te bedwingen drang om iedere persoon met de aanduiding Van Gerwen die hij tegenkomt in zijn Van Gerwen stam ‘aan te sluiten’.6 Ter illustratie volgt hierna eerst een stam Van Gerwen uit het vijftiende eeuwse ’s-Hertogenbosch, waarvan leden door Van Schijndel ten onrechte in de door hem beschreven familie zijn ‘aangesloten’.De kanunnik en de apothekerBegin vijftiende eeuw leefde in ’s-Hertogenbosch ene Gielis van Gerwen. Hij was geestelijke en als kanunnik, enige tijd zelfs als deken, verbonden aan het kapittel van Sint Jan in die stad. Daarnaast bezat hij nog een aantal andere kerkelijke beneficies. Van Schijndel neemt hem in zijn genealogie op als Loy (Eligius) van Gerwen, zoon van Lambert Janszn. van Gerwen.7 In recente literatuur wordt Gielis onder verwijzing naar het artikel van Van Schijndel dan ook steevast aangeduid als Gielis Lamberts van Gerwen.8In dezelfde tijd leefde in ’s-Hertogenbosch een apotheker met de naam Henrick van Gerwen. Van Schijndel uit het vermoeden dat deze kan worden geïdentificeerd met Henric van Gerwen, zoon van Dirc Jan Dircszn van Gerwen en schepen van Stiphout.9
Uit de Bossche schepenprotocollen blijkt echter dat deze Gielis en Henrick broers waren. Ook blijkt dat ze niet uit de door Van Schijndel beschreven familie Van Gerwen stammen. Gielis en Henrick noemden zich ‘Van Gerwen’ omdat hun vader, Gielis Bruyninc, afkomstig was uit het dorp Gerwen.De stamboom van deze familie Van GerwenI. GIELIS GIELIS BRUYNINC (VAN GERWEN), ALIAS DIE BRUYN, vermeld tussen 1368 en 1414, overleden voor 1418, was kleermaker van beroep. Hij was afkomstig uit Gerwen in Peelland en woonachtig aan de Hinthamerstraat in ’s-Hertogenbosch.10 Zijn vrouw was Gertruyt Jan Huberts van Buchoven.11 Uit dit huwelijk stammen de volgende kinderen:
| 99 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II-a. HEER GIELIS GIELIS VAN GERWEN. Gielis liet zich tussen januari 1389 en januari 1390 als Egidius Sartoris de Gerwen inschrijven aan de universiteit van Keulen, die net in 1388 was opgericht.14 In Keulen en wellicht ook aan andere universiteiten wist hij in de loop der tijd – nadere tijdsaanduidingen zijn niet te geven – de academische titels van meester in de vrije kunsten, baccalaureus in het civiele recht, baccalaureus in het canonieke recht en licentiaat in de medicijnen te verwerven.15 Niet lang na het begin van zijn studie is Gielis priester geworden en begon hij aan een klerikale carrière. Hij slaagde erin een aanzienlijk aantal kerkelijke beneficies te verzamelen. In volgorde van vermelding was hij: pastoor van Capelle aan de IJssel (1400)16; rector van de kapel van Sint Joris en Sint Joost opt Sand te Nederhemert (1410, 1417); rector van het altaar van de H. Geest in de kerk van Zuilichem (1410, 1417)17; pastoor van Sint Michielsgestel (1420)18; rector van het altaar van Sint Jan de Doper in de kerk van het Clarissenklooster te ’s-Hertogenbosch (1421)19 en rector van het altaar van Sint Catharina in de kerk van het Groot Begijnhof van ’s-Hertogenbosch (1421).20
De meest aanzienlijke klerikale functie van heer Gielis was die van kanunnik van het kapittel van Sint Jan in zijn geboortestad ’s-Hertogenbosch. Zeker vanaf 1396 bekleedde hij deze positie. In 1403 werd hij verheven tot deken van het kapittel. Deze waardigheid bleef hij tenminste een tiental jaren vervullen. Op een niet nader te bepalen tijdstip tussen 1413 en 1420 deed hij afstand van de dekenale waardigheid ten gunste van Peter Crom. Wel bleef hij tot zijn dood kanunnik.21
Bovenstaande opsomming van beneficies is gesprokkeld uit diverse bronnen. Het gaat hier steeds om incidentele vermeldingen, onduidelijk blijft wanneer en voor hoe lang Van Gerwen elk van deze beneficies in bezit had. Toch lijkt Gielis een typisch voorbeeld van een cumulant, een geestelijke die een aantal beneficies en kanunniksprebenden verzamelde en zich zo wist te verzekeren van een goed inkomen.22 Dit beeld wordt nog eens onderstreept door
| 100 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere gegevens: dat hij beschikte over een bediende23, betrokken was bij de linnenweverij24 en bij zijn dood een niet onaanzienlijk kapitaal aan baar geld, cijnzen en onroerend goed naliet.24 De laatste jaren van zijn leven bezat heer Gielis een huis ‘in de schaduw van de Sint Jan’: tegenover het Geefhuis in de Hinthamerstraat, in het huizenblok op de hoek van de Torenstraat.25
Dit huis (of een deel daarvan) werd in 1420 door Gielis' broer Henrick gekocht van Gerlach van Gemert. In 1423 wordt het perceel aangeduid als het erf van wijlen Margaretha dochter wijlen Gielis van Gerwen en is het op dat moment waarschijnlijk al in bezit van heer Gielis. De in de akte van 1423 vermelde wijlen Margaretha kan niet dezelfde zijn als de onder 1-4 vermelde zuster van Gielis. Juist de vermelding van de naam van deze Margaretha is in de akte moeilijk leesbaar. Wie zij is geweest, blijft onduidelijk.26
Toen hij zijn einde voelde naderen was het in dit huis dat Gielis op 29 april 1430 zijn testament maakte. Naast gebruikelijke legaten aan de kerkfabrieken van de Sint Lambertuskathedraal in Luik en van de parochiekerk, in dit geval de Sint Jan , bedenkt hij een aantal geestelijke en charitatieve instellingen: het kapittel van de Sint Jan, de priesters van de Sint Jan, de Van Mierdesgasthuizen voor mannen en voor oude vrouwen28 en de kerkfabriek van de kerk van Sint Michielsgestel. Zijn nieuwe koorkap laat hij na aan zijn opvolger als kapitteldeken, Peter Crom, op voorwaarde dat deze als executeur van zijn testament zal optreden. Onder dezelfde conditie schenkt hij Bartholomeus Arnts van Buchoven, de pastoor van Bokhoven29, zijn brevier en zilveren cingulum (een gordel, onderdeel van de kleding van een priester). Zijn zuster Margaretha, religieuze in het Groot Gasthuis, krijgt zijn linnen lakens en zijn linnen garen. Het huis in de Hinthamerstraat laat hij na aan de derde executeur van het testament, zijn broer Henrick, voor de duur van diens leven; daarna zal dit huis voor een derde deel toevallen aan de rector van het altaar van Michael, Cecilia en Maria Magdalena in de kooromgang van de Sint Jan, voor een derde aan de Bonifanten30 en voor een derde aan de Tafel van de H. Geest.31Hebben deze bepalingen tot verwondering en verontwaardiging geleid bij betrokkenen?32 Heeft Gielis zelf last van wroeging gekregen? Hoe het ook zij, diezelfde dag nog voegde Gielis een codicil aan zijn testament toe ten gunste van zijn twee à drie jaar oude natuurlijke dochter Sophia: als zij nog in leven is bij overlijden van haar oom Henrick, dan ontvangt zij het derde deel van het huis aan de Hintha-
| 101 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merstraat dat in de eerdere wilsbeschikking van die dag nog aan de Tafel van de H. Geest was toegewezen. Dit deel zal haar bezit blijven tot zij sterft en daarna aan haar kinderen toevallen. Mocht zij geen wettig nageslacht voortbrengen, dan zal haar aandeel alsnog aan de Tafel van de H. Geest toevallen.33 Vijf dagen later, op 3 mei 1430, overleed heer Gielis. Hij werd begraven in de kooromgang van de Sint Jan bij het altaar van Michael, Cecilia en Maria Magdalena.34
Als zoveel van zijn collega priesters in de late middeleeuwen heeft Gielis niet gedurende zijn hele leven celibatair geleefd35.
Bij een niet met name genoemde vrouw, met wie hij langere tijd een relatie had, was hij vader van:
II-b. HENRICK GIELIS VAN GERWEN, vermeld tussen 1410 en 1447, was apotheker van beroep. Over zijn activiteiten op het gebied van de farmacie is verder niets bekend. Daarnaast bezat Henrick cijnzen, pachten, stukken land, kamers en huizen en trad hij op als zaakwaarnemer voor derden.39 Ettelijke malen zien we hem ook als partij bij betalingsbeloften.40 Over wat voor transacties het bij die beloften gaat wordt niet vermeld. Van Sint Jan (24 juni) 1442 tot Sint Jan 1443 vervulde Henrick een openbaar ambt: samen met Roelof de Bever was hij rentmeester van ’s-Hertogenbosch, zij waren belast met het dagelijkse beheer van de stedelijke financiën.41
In 1421 kocht Henrick een huis in wat toen de Zadelmakerstraat heette, de huidige Schapenmarkt.42 Later verwierf hij een hieraan grenzend pand aan de Dravelgas, tegenwoordig Minderbroedersstraat geheten.43 De exacte locatie van Henricks woonhuis is vooralsnog niet te geven, het pand bevond zich in ieder geval aan de westelijke zijde van de straat, niet ver van de hoek met de Minderbroedersstraat.
| 102 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Henrick was in eerste echt verbonden met Beatrix, dochter van mr. Jan die Vryer, chirurgijn te Heusden. Zij wordt vermeld in 1409 en is voor 1435 overleden.45 Beatrix had een zuster Elisabeth, gehuwd met Henrick van Gemert, en een broer mr. Henrick Berwout, evenals zijn vader chirurgijn in Heusden.44 Uit dit huwelijk stamt:
Waarschijnlijk kort na sluiting van hun huwelijk lieten Henrick en Elisabeth op 21 mei 1438 een gemeenschappelijk testament opstellen, waarin zij het grootste deel van hun vermogen aan de langstlevende nalaten.53 Naast gebruikelijke schenkingen aan de kerkfabrieken van de Sint Lambertuskathedraal in Luik en van de Sint Jan in ’s-Hertogenbosch, hun parochiekerk, bedenken zij een aantal geestelijke en charitatieve instellingen: de bedelordes (broeder Jan van Son, oud prior van het Predikherenklooster54 wordt persoonlijk bedacht), het altaar van Michael in de Sint Jan, het kapittel van de Sint Jan, de armen in het Groot Gasthuis en de kerkfabrieken van Gerwen en Boxtel. Aan het genoemde altaar (waarbij Henricks broer Gielis begraven lag) schenken zij onder andere hun woonhuis in ruil voor een dagelijkse eeuwige mis.55 De pastoor van Bokhoven, Bartholomeus van Buchoven, die ook in het testament van Gielis van Gerwen was bedacht, en zijn broers en zusters krijgen een aantal waardevolle goederen. Nicht Sophia krijgt een stuk land en een bed (als zij wettig huwt of in een klooster treedt). De wettige kinderen van wijlen Arnt Zegers van Doeveren krijgen een erfpacht en Arnt van Vucht ontvangt de gouden zegelring die Henrick dagelijks draagt. Elisabeth tenslotte geeft haar nicht Agnes, natuurlijke dochter van de eerder genoemde Dirck van Meerhem en gehuwd met Gerit Brant, twee zilveren bekers.56
Henrick de apotheker overleed in 1447, waarschijnlijk op
| 103 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16 maart.57 Zijn tweede vrouw wordt na 1448 niet meer vermeld. Uit dit tweede huwelijk stammen geen kinderen. Daar Henrick van Gerwen noch zijn nichtje Sophia kinderen hebben nagelaten is deze familie Van Gerwen in ’s-Hertogenbosch rond het midden van de vijftiende eeuw uitgestorven.
De voorouders van Isaac van GerwenUit het voorgaande mag blijken dat Van Schijndels artikel over de Van Gerwens veel belangrijke bouwstenen bevat voor de stamboom van een Brabantse tak Van Gerwen, maar daarnaast zoveel onduidelijkheden en onjuistheden, dat het zonder controle van de bronvermeldingen niet bruikbaar is.58 Onderstaande stamboom is dan ook in zijn geheel gebaseerd op nieuw archiefonderzoek. Van verder commentaar op Van Schijndel wordt afgezien.I. LAMBERT VAN GERWEN, vermeld tussen 1405 en 1411, overleden voor 1422, bezat goederen op verschillende plaatsen in Schijndel en was aldaar woonachtig in de buurtschap Hermalen.59 Hij was gehuwd met Aleyt N., overleden voor 1421.60 Uit dit huwelijk:
II-a. JAN LAMBERTS VAN GERWEN, vermeld tussen 1421 en 1452, overleden voor 1453, bezat naast land te Lobbenhove (tegenwoordig Lobbenhoef) in Schijndel, een aantal erfpachten en –cijnzen en ook twee kamers in het Gasthuisstraatje en een huis aan de Huls in ’s-Hertogenbosch.61 Jan was achtereenvolgens gehuwd met Aleyt Jans die Cremer, overleden voor 144062, en met Johanna Alberts vande Greve.63 Uit het eerste huwelijk:
| 104 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan was daarnaast bij een niet met name genoemde vrouw vader van een een natuurlijke zoon:
II-b. MATHYS LAMBERTS VAN GERWEN (ALIAS VAN HERMALEN), vermeld tussen 1422 en 1476, overleden voor 1480. Mathys was net als zijn vader woonachtig in Hermalen onder Schijndel en bezat grond, cijnzen en pachten op verschillende plaatsen in Schijndel (Hermalen, Delschot, Lutteleinde, Wijbosch).69 Daarnaast bezat hij, waarschijnlijk door inbreng van zijn vrouw, een aantal goederen te Berlicum.70 Ook vinden we hem vele malen als partij in betalingsbeloften bij niet nader gespecificeerde transacties.71 Mathys was gehuwd met Elisabeth die Lodder, vermeld tussen 1433 en 1476.72 Zij was een dochter van Willem Jans die Lodder en Mechtelt Arnt Genen. Deze Willem woonde in Berlicum en kocht in 1415 met drie compagnons de vorsterij van de polder van der Eigen.73 Jan die Lodder, een broer van Elisabeth, was priester en van 1453 tot zijn dood in 1471 rector van het altaar van Maria en Catharina in de Berlicumse kerk.74
Uit dit huwelijk:
| 105 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afkortingen
| 106 |
Noten | |
1. | W.A. van Rijn, „Genealogie van het geslacht van Gerwen", De Nederlandsche Leeuw, LVII (1939) 503-508. Aanvullingen: De Nederlandsche Leeuw, LVIII (1940) 44-45; LXX (1953) 182-183; XCI (1974) 275-277. |
2. | B.W. van Schijndel, „Oude Brabantse families. 3. Van Gerwen", De Brabantse Leeuw, VII (1958)70-80, 87-93. |
3. | Van Schijndel, ,Oude Brabantse families', 87. |
4. | Bijvoorbeeld: Van Schijndel, „Oude Brabantse families", 78, noot 25: 1207 (1431) 380v moet zijn: 1202 (1431) 380v; 91, noot 100: 1220 (1459) 326v moet zijn: 1230 (1459) 326v. Andere vermeldingen, als bijvoorbeeld in noot 33, heb ik niet terug kunnen vinden. Het gaat hier overigens mogelijk om zetfouten. |
5. | Bijvoorbeeld: Van Schijndel, „Oude Brabantse families", 88: de enige vermelde bron voor het bestaan van de onder III maart 2 vermelde Henric Laurenszoon van Gerwen blijkt een Henricus filius quondam Laurencii Giben soen te betreffen. |
6. | Voor het gebruik van de term „aansluiten": B.W. van Schijndel, „Een onbekende tak Van Gerwen te Schijndel", Gens Nostra, XIII (1958) 76-79, aldaar 79, noot 55. |
7. | Van Schijndel, „Oude Brabantse families", 76. |
8. | A.J.A. Bijsterveld, Laverend tussen Kerk en wereld. De pastoors in Noord-Brabant 1400-1570 (Amsterdam, 1993), bijlage 5, no. 1534. Alphons van den Bichelaer, Het notariaat in Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch tijdens de Late Middeleeuwen (1306-1531) (Amsterdam, 1998) bijlage I, no. 139. |
9. | Van Schijndel, „Oude Brabantse families", 72. |
10. | GAH, R 1175, f 1, 215, 265v (1368-1372). R 1176, f 245v (1376-1383). R 1178, f 13v (1387-1390). R 1183, f 312 (1402-1403). R 1186, f 441 (1408-1409). R 1188, f 99, 16 februari 1413. R 1190, f 454v, 26 augustus 1418. R 1194, f 265, 29 oktober 1423. Groot Ziekengasthuis 2164, 19 maart 1421. |
11. | GAH, R 1185, f 431, (1406-1407). |
12. | GAH, R 1190, f 454v, 26 augustus 1418. R 1191, f 507, 15 juni 1420. |
13. | GAH, R 1193, f 369, 10 mei 1423. Tafel van de Heilige Geest 1732a, 22 juli 1427; 1790, 26 april 1430. |
14. | H. Keussen (uitg.), Die Matrikel der Universiteit Köln, dl. I (Bonn, 1928) 29. |
15. | Keussen, die Matrikel, 29. G. Tellenbach (uitg.), Repertorium Germanicum, dl. II (Berlin, 1961) 248. K.A. Fink (uitg.). Repertorium Germanicum, dl. IV (Berlin, 1943) 627. Bijsterveld, Laverend, bijlage 5, no. 1534. |
16. | Tellenbach, Repertorium Germanicum, II, 248. |
17. | Keussen, Die Matrikel, I, 29. Fink, Repertorium Germanicum, IV, 627; vergelijk: L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch dl. V (Sint-Michielsgestel, 1876) 152, 1026. |
18. | G.C.A. Juten (uitg.), Consilium de Beke (Bergen op Zoom, z.j.) 121. G. Bannenberg, A. Frenken en H. Hens (uitg.), De oude dekenaten Cuijk, Woensel en Hilvarenbeek in de 15de- en 16de eeuwse registers van het aartsdiakenaat, dl. II (Nijmegen, 1970) 207. |
19. | Bannenberg, Frenken en Hens, De oude dekenaten, I, 81. |
20. | Bannenberg, Frenken en Hens, De oude dekenaten, I, 86. |
21. | Schutjes, Geschiedenis van het bisdom, IV, 234. J.A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's-Hertogenbosch, dl. II ('s-Hertogenbosch, 1840) 85. Van den Bichelaer, Het notariaat, bijlage I, no. 139. Vermeldingen als kapitteldeken: GAH, R 1184, f 93, 116v, 394 (1404-1405). R 1185, f 24 (1406-1407). R 1186, f 211v, 441 (1408-1409). R 1187, f 423, 8 juni 1411. R 1188, f 27, 10 november 1412; f 299v, 5 december 1413. Van den Bichelaer, Het notariaat, bijlage II, 284.1 , 28 september 1412; 382.38, 28 september 1412; 12.2, 29 mei 1413. Vermeldingen als kanunnik: GAH, R 1194, f 75, 22 maart 1424. R 1197, f 27v , 27 januari 1427; f 377v, 23 januari 1428. Tafel van de Heilige Geest 1790 en 2161, 26 april 1430. |
22. | Bijsterveld, Laverend, 285. |
23. | GAH, R 1186, f 211v (1408-1409). |
24. | GAH, Tafel van de Heilige Geest 1790, 29 april 1430: het linnen laken en linnen garen dat bij zijn dood nog in het huis van de wever wordt aangetroffen, vervalt aan zijn zuster Margaretha. |
25. | GAH, R 1191, f 478v, 21 april 1420. R 1194, f 265, 29 oktober 1423. R 1197, f 377v, 23 januari 1428. R 1203, f 142v, 7 januari 1433. R 1217, f 289v, 21 februari 1447. |
26. | Zie over het genoemde huis: Ester Vink, „Wonen ten noorden van de Sint Jan. Het onderzoek van de geschreven bronnen", in: H.W. Boekwijt en H.L. Janssen (red.), Bouwen en wonen in de schaduw van de Sint Jan. Kroniek bouwhistorisch en archeologisch onderzoek, II ('s-Hertogenbosch, 1997) 20-47, aldaar 41. Dingenus M. van de Vrie m.m.v. Ester Vink, ,,De middeleeuwse parcellering ten noorden van de Sint Jan. Een interdisciplinaire reconstructie", in: Boekwijt en Janssen, Bouwen en wonen, 205-240, aldaar 219-220, 234, 235. |
27. | Van den Bichelaer, Het notariaat, 384, 385. |
28. | Over deze gasthuizen: J.P.A. Coopmans, De rechtstoestand van de godshuizen te 's-Hertogenbosch vóór 1629 ('s-Hertogenbosch, 1964) 32-34. |
29. | Hij is zeer waarschijnlijk verwant aan Gielis' moeder Gertruyt van Buchoven: in 1423 bezit hij net als Henrick van Gerwen een aandeel in de nalatenschap van Catharina, weduwe van Gerit Bauderics en zuster van Gertruyt van Buchoven. Ook in het testament van Hen-riek van Gerwen (zie verderop) wordt deze Bartholomeus vermeld (GAH, R 1185, f 431, 3 september 1407. R 1193, f 369, 10 mei 1423. R 1210, f 91, 4 juli 1440. R 1211, f 44v, 23 februari 1441. |
30. | Zie: M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 (Tilburg, 1974) 72-78. |
31. | GAH, Tafel van de Heilige Geest 1790, 29 april 1430; 2161, 29 april 1430 en 20 mei 1447. |
32. | De getuigen bij het codicil waren onder andere zijn broer Henrick en zijn zuster Margaretha: het ligt voor de hand de wijziging van het testament aan hun invloed toe te schrijven. |
33. | GAH, Tafel van de Heilige Geest 1790, 29 april 1430; 2161, 29 april 1430 en 20 mei 1447. |
34. | J.C.A. Hezenmans, „Anniversarium van het Oude Kapittel der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch", Algemeen Nederlandsch Familieblad, III (1886) 132-138, aldaar 135. Archief Parochie Binnenstad 's-Hertogenbosch, Obituarium f 136. Mechelien Spierings, „Het obituarium of dodenboek van de Sint-Janskerk te 's-Hertogenbosch (1280-1435)", Boschboom Bladeren, XXIII (januari 1979) 1-61, aldaar 21. Later stichtte Gielis' broer Henrick aan hetzelfde altaar een dagelijkse eeuwige mis: GAH, R 1224, f 273, 12 juni 1454. |
35. | Bijsterveld, Laverend, 340-348. |
36. | GAH, Groot Ziekengasthuis 3342, 21 mei 1438. |
37. | GAH, R 1218, f 212v, 10 november 1447. |
38. | GAH, R 1220, f 240, 20 juli 1450. R 1221, f 259, 20 februari 1451. |
39. | Erfcijnzen en erfpachten: GAH, R 1192, f 105v, 25 maart 1421. R 1193, f 369, 4 juni 1423. R 1194, f 94v, 14 april 1424. R 1200, f 152v, 15 november 1429; f 161v, 2 december 1429. R 1202, f 382v, 13 augustus 1432; f 384v, 27 augustus 1432. R 1210, f 310v, 14 maart 1440. R 1213, f 177v, 30 januari 1443. R 1214, f 229v, 30 januari 1444. RANB, Archief Huis Stapelen in Boxtel (1294-1879) 98, 1446. Land te Hintham: GAH, R 1202, f 70, 11 maart 1432. Kamers en huizen in 's-Hertogenbosch: R 1188, f 99, 16 februari 1413. R 1190, f 440, 12 juni 1418. R 1191, f 478v, 21 april 1420; f 507, 15 juni 1420. R 1192, f 244, 23 september 1421; f 490v, 30 juni 1422; f 528v, 7 juli 1422. R 1193, f 304v, 1 februari 1423; f 491v, 19 maart 1423. R 1209, f 122, 5 september 1439. R 1214, f71, 23 januari 1444. R 1218, f 212v, 10 november 1447. R 1224, f 273, 12 juni 1454. R 1225, f 360v, 5 februari 1455. Machtigingen: R 1187, f 423. 8 juni 1412.R 1207, f 122, 5 september 1437. R 1211, f 257, 6 mei 1441. R 1213, f 302v, 23 augustus 1443. R 1216, f 340, 21 maart 1446. |
40. | Henricus de Gerwen apothecarius: GAH, R 1192, f 427, 7 oktober 1421. R 1198, f 133v, 22 juni 1428; f 299. 29 juli 1428. R 1199, f 359v, 18 december 1428. R 1200, f 292v, 27 maart 1430; f 339v, 14 juli 1430. R 1202, f 251v, 16 april 1432; f 380v, 13 augustus 1432. R 1204, f 270v, 10 juni 1433. R 1206, f 225, 2 december 1435. R 1207, f 66, 12 september 1437. R 1208, f 94, 5 mei 1438; f 347v, 14 augustus 1438; f 409, 23 juni 1438; f 409v, 26 juni 1438. R 1209, f284v, 5 januari 1439. R 1210, f 375, 1 december 1439; f 379, 1 februari 1440. R 1211, f 198v, 10 mei 1441; f 261v, 23 juni 1441. R 1213, f 324v, 7 juni 1443. R 1216, f 359v, 15 augustus 1446. R 1217, f 439v, 9 februari 1447. R 1218, f 388v, 23 april 1444. Daarnaast komen in dezelfde periode veel betalingsbeloften van en aan Henricus de Gerwen voor. Ook hier betreft het zeer waarschijnlijk Henrick de apotheker, omdat het in veel gevallen om dezelfde wederpartijen gaat als in de hiervoor aangehaalde akten: R 1187, f 233, 9 oktober 1410. R 1188, f 350, 14 februari 1414. R 1189, f 376v, 22 juni 1416. R 1190, f 83, 30 januari 1417. R 1198, f 133v, 22 juni 1428. R 1199, f 73v, 30 juni 1429; f 356. 10 november 1428. R 1200, f 338v, 3 juni 1430. R 1201, f 24v, 16 december 1430; f 322v, 7 juli 1431; f 354v, 17 mei 1431. R 1202, f 166, 31 oktober 1431; f 380v, 13 augustus 1432. R 1203. f 143, 9 januari 1433. R 1205, f 92v, 12 juli 1435. R 1206, f 223v, 17 november 1435; f 245v, 8 juni 1436. R 1209, f 333v. 31 mei 1439. R 1210, f 194, 6 april 1440. R 1211, f 259v, 2 september 1441. R 1215, f 241, 20 november 1444. R 1218, f 347v, 23 april 1448. |
41. | ARAB, Rekenkamer 13003, rekeningen laagschout. |
42. | GAH, R 1192, f 244, 23 september 1421. |
43. | GAH, R 1224, f 273, 12 juni 1454. |
44. | GAH, R 1208, f 343, 27 juni 1438; f 348, 22 augustus 1438; f 372, 6 februari 1438; f 413, 3 juli 1438. R 1228, f 56v, 10 maart 1458. |
45. | GAH, R 1186, f 441, 28 juli 1409. R 1206, f 21v, 9 december 1435; f 113v, 6 augustus 1436. R 1215, f 176v, 10 maart 1445. |
46. | GAH, R 1206, f 21v, 9 december 1435. |
47. | GAH, Groot Ziekengasthuis 3342, 21 mei 1438. R 1217, f 446, 17 april 1447. R 1218, f 415v, 15 februari 1448. R 1224, f 273, 12 juni 1454. |
48. | A.J.L. van Bokhoven, „de bastaarden uit de van Meerhem's, heren van Boxtel", De Brabantse Leeuw, XV (1966) 53-60, vermeldt Elisabeth niet. |
49. | Ch.C.V. Verreijt, „Leden der LieveVrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch van 1318-1642", Taxandria, XVII (1910) 302-306, aldaar 302. |
50. | B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629. De bestuursorganisatie van een Brabantse stad (Assen en Maastricht, 1986) 238, 262, 263. Voor meer bijzonderheden: P.Th.J. Kuijer, 's-Hertogenbosch Stad in het hertogdom Brabant ca. 1185-1629 (Zwolle en 's-Hertogenbosch, 2000) 110, 112. |
51. | GAH, R 1207, f 122, 5 september 1437. |
52. | GAH, R 1211, f 257, 6 mei 1441. W. v.d. Broek, „Het geslacht van Ranst en Boxtel", Brabants Heem, IV (1952) 118-121, aldaar 119. |
53. | GAH, Groot Ziekengasthuis 3342, 21 mei 1438. |
54. | Zie: S.P. Wolfs, Middeleeuwse Dominicanenkloosters in Nederland (Assen, 1984) 97-98. |
55. | Zie ook: GAH, R 1224, f 273, 12 juni 1454 en noot 34. |
56. | GAH, Groot Ziekengasthuis 3342, 21 mei 1438. Van Bokhoven, „de bastaarden", 53, 54. |
57. | Op 9 februari 1447 is hij nog in leven: GAH, R 1217, f 439v. Wanneer zijn nicht Sophia op 10 november 1447 het huis aan de Hinthamerstraat verkoopt, moet Henrick al dood zijn. In het obituarium van de Sint-Jan vinden we op 16 maart vermeld: obitus Henrici de Gherwen ypothecarii et sue uxoris dicte domicelle Elizabe de Boextel (Archief Parochie Binnenstad 's-Hertogenbosch, Obituarium, f 88). |
58. | Een en ander bevestigt Van Schijndels twijfelachtige reputatie als genealoog. Vergelijk: L.F.W. Adriaenssen, „Stamboom van de Brabantse Leeuw", in: L.F.W. Adriaenssen (red.), Welpen van de Brabantse Leeuw. Genealogie tussen geld en geloof in Noord-Brabant ('s-Hertogenbosch, 1991) 3-20, aldaar 10-11. |
59. | GAH, R 1184, f 118v, 24 april 1405; f 326v, april 1406. R 1187, f 87v, 6 maart 1411. R 1192, f 553v, 10 september 1422. R 1193, f 37, 15 januari 1422; f 240v, 22 oktober 1422. |
60. | GAH, R 1193, f 240v, 22 oktober 1422. R 1196, f 75v, 17 oktober 1426. |
61. | GAH, R 1192, f 43v, 22 januari 1421; f 553v, 10 september 1422. R 1193, f 37, 15 januari 1422; f 240v, 22 oktober 1422; f 437v, 19 september 1423. R 1196, f 75v, 17 oktober 1426. R 1197, f 42, 25 oktober 1425. R 1200, f 41, 20 januari 1430. R 1201, f 338, 9 december 1430. R 1202, f 338v, 9 mei 1432. R 1203, f 19v , 10 december 1432; f 112, 7 oktober 1432; f 261v, 25 mei 1433. R 1204, f 18, 30 november 1433; f 142, 7 december 1433; f 157v, 21 januari 1434; f 242, 21 oktober 1433; f 283, 2 januari 1434. R 1205, f 255v, 22 maart 1435. R 1208, f 402v, 9 mei 1438. R 1210, f 202v, 19 april 1440. R 1211, f 307, 1 maart 1441. R 1213, f 157, 17 november 1442. R 1218, f 422, 27 mei 1448. R 1222, f 43v, 16 maart 1452. R 1224, f 10v, 7 november 1453. |
62. | GAH, R 1201, f 293v, 7 februari 1440. |
63. | GAH, R 1203, f 19v, 10 december 1432. |
64. | GAH, R 1201. f 293v, 7 februari 1440. R 1210, f 163, 18 februari 1440. R 1212, f 89v, 5 november 1441. R 1217, f 125, 15 april 1447. R 1219, f 257v, 11 september 1449. R 1223, f 10, 7 november 1452. R 1224, f 6, 20 oktober 1453; f 10v, 7 november 1453. |
65. | GAH, R 1230, f 301, 31 maart 1460. |
66. | GAH, R 1242, f 205, 14 juli 1473. R 1245, f 327v, 20 november 1475. R 1251, f 75v, 11 maart 1482. R 1253, f 229, 3 maart 1484. R 1259, f 86v, 7 december 1489. R 1260, f 259v, 16 mei 1491. R 1264, f 29, 18 maart 1495. R 1265, f 18v, 19 januari 1496. R 1271, f 110v, 11 september 1503. R 1277, f 450, 8 november 1507. R 1279, f 170v, 14 maart 1510. R 1281, f 251, 29 juli 1512. R 1286, f 193v, 24 september 1516. R 1290, f 101, 26 januari 1518. Groot Ziekengasthuis 2433, 26 juni 1481; 3163. 19 januari 1496; 3164, 19 januari 1496. |
67. | GAH, R 1224, f 91v, 27 juli 1454; f 124, 17 september 1454. R 1225, f 72, 19 mei 1455. R 1226, f 93vo, 17 april 1456; f 507v, 15 april 1456. R 1239, f 387v, 8 januari 1470. R 1249, f 178v, 28 januari 1480. |
68. | GAH, R 1226, f 93v, 17 april 1456. R 1239, f 387v, 8 januari 1470. R 1244, f 337, 29 juli 1475. R 1249, f 178v, 28 januari 1480. |
69. | GAH, R 1192, f 553v, 10 september 1422. R 1193, f 240v, 22 oktober 1422; f 364, 15 mei 1423; f 437v, 19 september 1423. R 1196, f 75v, 17 oktober 1426. R 1198, f 192v, 18 maart 1428. R 1199, f 178v, 30 december 1428. R 1201, f 210v, 15 maart 1431. R 1204, f 259, 18 maart 1434. R 1208, f 80v, 3 april 1438. R 1209, f 64, 20 maart 1439. R 1210. f 354, 31 augustus 1440. R 1212, f 80,5 oktober 1441. R 1213, f 55, 21 februari 1443; f 101v, 3 juni 1443; f 157, 17 november 1442. R 1214, f 122bis, 24 oktober 1443. R 1215, f 85, 10 juni 1445. R 1217, f 83v, 9 februari 1447; f 320v, 11 maart 1447. R 1219, f 189, 21 maart 1449. R 1220, f 18v, 13 november 1449. R 1225, f 72, 19 mei 1455. R 1227, f 67v, 8 februari 1457. R 1245, f 356v, 19 maart 1476. R 1249, f 178v, 28 januari 1480. |
70. | GAH, R 1245, f 356v, 19 maart 1476. R 1251, f 333v, 23 februari 1482. R 1251, f 281v, 29 december 1481. R 1254, f 423, 22 april 1485. |
71. | GAH, R 1194, f 302, 28 juni 1424. R 1195, f 217v, 27 juni 1425. R 1196, f 204v, 10 juli 1427. R 1198, f 122v, 18 maart 1428. R 1199, f 46, 20 november 1428. R 1201, f 354v, 17 mei 1431. R 1202, f 331, 12 maart 1432. R 1203, f 244, 2 december 1432. R 1204, f 288, 7 februari 1434. R 1205, f 255v, 22 maart 1435. R 1208, f 356, 27 november 1437. R 1211, f 244, 29 december 1440. R 1215, f 263v, 1 juli 1445; f 320v, 2 september 1445. R 1216, f 287, 3 februari 1446; f 318, 20 juni 1446. R 1218, f 375, 29 oktober 1447; f 393v, 1 juli 1448. R 1219, f 299, 22 maart 1449; f 333, 21 november 1448; f 336, 9 januari 1449. R 1225, f 119, 26 oktober 1454; f 337v, 10 oktober 1454; f 353, 13 januari 1455. R 1226, f 408, 10 november 1455; f 442v, 27 januari 1456. R 1229, f 46, 9 januari 1459. R 1230, f 355v, 11 juni 1460. R 1241, f 148v, 2 september 1472. |
72. | GAH, R 1203, f 299, 3 juli 1433. R 1245, f 241, 4 april 1476. |
73. | L. van Minderhout, Zes eeuwen Den Dungen. Een studie van de geschiedenis van de Dungense huizen (Den Dungen, 1976) 142. Van den Bichelaer, Het notariaat, bijlage II, 382.28, 15 maart 1408; 60.28, 13 december 1428. GAH, R 1189, f 149v, 13 juni 1415. Over de polder van der Eigen: H.G.J. Buijks, 675 jaar waterschappen in de Maaskant 1309-1984 (Oss, 1984) 33-35. M.M.P. van Asseldonk, De Meierij van 's-Hertogenbosch De evolutie van plaatselijk bestuur, bestuurlijke indeling en dorpsgrenzen, circa 1200-1832 (Oosterhout, 2002) 206. |
74. | G.M. van der Velden, ,,Het 15de-eeuwse jaargetijdenboek van de parochiekerk te Berlicum", Brabants Heem, XXXVII (1985)34-38, 65-75, aldaar 36, 69. A. van de Hurk en W. van der Heijden, Berne en Berlicum (Berlicum, 1990) 64. |
75. | Van den Bichelaer, Het notariaat, bijlage I, no. 139. Bijsterveld, Laverend, bijlage NVULLEN, no. 1541. Bannenberg, Frenken en Hens, De oude dekenaten I, 10; II, 365. Juten, Consilium de Beke, 122. |
76. | GAH, R 1236, f 131v, 29 januari 1467. R 1240, f 369, 12 mei 1471. R 1245, f 241, 4 april 1476; f 356v, 19 maart 1476. R 1251, f 281v, 29 december 1481; f 333v, 23 februari 1482. R 1252, f 197, 5 december 1482; f 230v, 31 januari 1483. R 1254, f 423, 22 april 1485. R 1255, f 190v, 29 december 1485; f 364v, 9 december 1485. R 1258, f 254v, 12 juni 1489; f 269v, 9 juli 1489. R 1259, f 93v, 29 december 1489. R 1264, f 137v, 30 januari 1495. R 1265, f 94, 7 mei 1496; f 631v, 23 augustus 1496. R 1275, f 40v, 24 april 1506. |
77. | GAH, R 1228, f 289v, 21 maart 1458. R 1237, f 65v, 14 juli 1468, f 102v, 21 juli 1468. R 1239, f 326v, 19 juli 1470. f 327rv, 19 juli 1470, f 519, 6 september 1470. R 1240, f 144v, 28 juni 1471, f 372, 27 mei 1471, f 377v, 27 juli 1471. R 1241, f 114, 21 mei 1472, f 147v, 27 augustus 1472. R 1243, f 56v, 7 juli 1474, f 160, 11 augustus 1474, f 384v, 7 juli 1474. R 1244, f 223v, 6 juli 1475, f 338, 2 augustus 1475. R 1245, f 280v, 16 juli 1476, f 282rv, 17 juli 1476, f 332, 4 januari 1476, f 368v, 16 mei 1476, f 370v, 30 mei 1476. R 1246, f 238, 24 juli 1477, f 245v, 8 augustus 1477, f 357v, 17 juli 1477. R 1247, f 472, 16 juli 1478. R 1248, f 129, 12 november 1478, f 274v, 1 december 1478, f 333v, 19 augustus 1479. R 1249. f 12, 19 november 1479, f 160v, 31 december 1479, f 286v, 3 augustus 1480, f 338v, 5 februari 1480. f 366, 14 juni 1480. R 1250, f 336v, 23 juni 1481. R 1252, f 331, 3 juli 1483. R 1253, f 107v, 8 juli 1484. R 1254, f 317v, 7 juli 1485, f 320, 14 juli 1485. R 1256, f 346, 26 juli 1487, f 353, 9 augustus 1487, f 376, 12 september 1487, f 565v, 26 juli 1487. R 1257, f 25, 9 februari 1488, f 520, 10 juli 1488. R 1258, f 82, 16 juli 1489), 269v, 9 juli 1489, f 273, 16 juli 1489, f 383v, 9 juli 1489, f 451v, 16 juli 1489. R 1259, f 275v, 16 juli 1490. R 1260, f 457v, 21 juli 1491, f 462v, 4 augustus 1491. R 1261, f 78, 12 juli 1492, f 386, 10 november 1491, f 389, 17 november 1491, f 532v, 29 december 1491. R 1262, f 232, 4 juli 1493, f 242v, 11 juli 1493, f 243v, 18 juli 1493. R 1263, f 319v, 3 juli 1494, f 378v, 3 juli 1494. R 1264, f 243, 9 juli 1495. R 1265, f 8v, 10 december 1495, f 24v, 28 januari 1496, f 198, 14 juli 1496, f 358, 13 juli 1497. R 1266, f 378, 26 juli 1498. R 1267, f 402v, 11 juli 1499. R 1268, f 298v, 9 juli 1500, f 343v, 9 juli 1500). |
78. | Bannenberg, Frenken en Hens, De oude dekenaten II, 141. Van den Bichelaer, Het notariaat, bijlage I, no. 139. Dat het hier om de vrouwe van Sint-Michielsgestel zou gaan, zoals Van den Bichelaer stelt, is onjuist: in die tijd was de heerlijkheid in handen van Elisabeth van Hoerne, gehuwd met Jan van Rotselaar. Wie deze patrona dan wel was, blijft onduidelijk. Vergelijk: M. Spierings, „Oud Herlaar: het kasteel, de leenhof, de heren en de heerlijkheid. III. Heren en vrouwen van Herlaar", Brabants Heem, XXIX (1977) 105-112, aldaar 107. |
79. | P.C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Noord-Brabant, dl. II (Utrecht, 1924) 69. |
80. | GAH, R 1240, f 94v, 7 maart 1471. R 1245, f 241, 4 april 1476. R 1251, f 281v, 29 december 1481; f 333v, 23 februari 1482. R 1254, f 423, 22 april 1485. R 1275. f 40v, 24 april 1506. R 1279. f 63, 12 oktober 1509. R 1313, f 150 27 februari 1531. R 1320, f 212, 22 juni 1534. R 1321, f 201v, 31 mei 1535. |
81. | GAH, R 1245, f 241, 4 april 1476; f 356v, 19 maart 1476. R 1251, f 281v, 29 december 1481: f 333v, 23 februari 1482. R 1254, f 423, 22 april 1485. |
82. | Zij bezat een lijfrente van 4 carolusgulden op de stad 's-Hertogenbosch, die jaarlijks op Allerheiligen (1 november) en op Meidag (1 mei) werd uitbetaald. In de stadsrekening over het rekeningjaar 1 oktober 1533 - 1 oktober 1534 staat onder de „afgestorven renten" vermeld: Helena van Gerwen begyn 4 RG ende op Alleheyligen 1/2 verschenen 2 RG. GAH, OSAB 7, 1496, van lyffrenten. B 40, 1533-1534, van affgestorven lyffrenten. |
83. | Zij betaalde haar doodschuld in vita in het rekeningjaar 1497-1498 (lopend van 23 juni tot 23 juni): Archief Illustre Lieve Vrouwebroedeschap, rekening 1497-1498. |
84. | GAH, R 1245, f 241, 4 april 1476; f 356v, 19 maart 1476. R 1251, f 281v, 29 december 1481; f 333v, 23 februari 1482. R 1254, f 423, 22 april 1485. R 1258, f 168v, 22 januari 1489; f 178, 20 januari 1489. R 1275, f 40v, 24 april 1506. R 1279, f 63, 12 oktober 1509. R 1287, f 9, 15 oktober 1516. R 1320, f 212, 22 juni 1534. R 1320, f 183v, 22 mei 1534. R 1321, f 201v, 31 mei 1535. OSA, Aanvullingen 7851, f 107, 27 januari 1489. |
85. | De positie in deze zettingslijsten wordt uitgedrukt in procentgroepen: procentgroep 1 betreft de 1% van de aangeslagenen die het meest betalen, procentgroep 100 betreft de 1% van de aangeslagenen die het minst bijdragen. Hoe hoger de procentgroep, hoe hoger de rangorde. Zie voor een verdere uitwerking: Anton Schuttelaars, Heren van de Raad. Bestuurlijke elite van 's-Hertogenbosch in de stedelijke samenleving 1500-1580 (Nijmegen, 1998) 282-289. |
86. | GAH, OSAB 11, 1501-1502. B 12, 1502-1503. B 13, 1503-1504. B 14, 1504-1505. B 15, 1505-1506. B 16, 1506-1507. B 21, 1511-1512. |
87. | GAH, OSAB 16, f 1098v, 1506-1507. |
88. | GAH, R 1247, f 474, 29 juli 1478. R 1257, f 158v, 22 mei 1488; f 297v, 26 maart 1488. R 1258, f 269v, 9 juli 1489. Hij wordt in geen enkele akte vermeld waarin goederen uit de nalatenschap van zijn vader Mathys door de eerdergenoemde zes kinderen worden verdeeld. |